Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [Vau.] En nog een [15]weinig, en de goddeloze zal er niet zijn; en gij zult acht nemen op zijn [16]plaats, maar [17]hij zal er niet wezen. 15. Hij zal maar een korte tijd de vromen kwellen. Zie hfdst.30 vs.6. 16. Waar hij stond, bloeiende als een schone boom, onder, vs.35,36. 17. Of, zij; te weten, zijne plaats; dat is zijne woning, hijzelf met al zijn staat en heerlijkheid. Zie Job 7:10. met de aantekening.